Gereformeerde dogmatiek. Derde deel

Gereformeerde dogmatiek. Derde deel

Onder de bewerking der uitgebreide stof is het m onmogelk gebleken, om de belofte te houden, welke ik in de voorrede van het eerste deel afgelegd had. Deze Gereformeerde Dogmatiek is niet in drie, maar wordt in vier deelen compleet. Het vierde deel zal van gelken omvang als de vorige zn, en waarschnlk na verloop van een jaar verschnen kunnen. Ik hoop, dat deze uitbreiding voor de inteekenaren en lezers van dit werk geen teleurstelling zal zn. 1. Als God op den zevenden dag volbracht had zn werk, dat H gemaakt had, heeft H gerust op den zevenden dag van al zn werk, dat H gemaakt had, Gen. 2:2, Ex. 20:11, 31:17. Zoo duidt de Schrift den overgang aan van het werk der schepping tot dat der onderhouding. Dat dit rusten Gods zn oorzaak niet heeft in vermoeienis noch ook in een ledig toezien bestaat, wordt door de H. Schrift telkens klaar en duidelk uitgesproken, Jes. 40:28, Joh. 5:17. Het scheppen is voor God geen werk en het onderhouden geen rust. Het rusten Gods geeft alleen te kennen, dat H aan het voortbrengen van nova genera een einde maakte, Pred. 1:9, 10; dat het werk der schepping in eigenlken en engeren zin, als productio rerum e nihilo, was afgeloopen; en dat H in dit voltooide werk met Goddelk welgevallen zich verlustigde, Gen. 1:31, Ex. 31:17, Ps. 104:31, cf. August., de civ. XI 8. XII 17. de Gen. ad lit. IV 8 sq. Lombardus, Sent. II dist. 15. Thomas, S. Theol. I qu. 73. Calvn op Gen. 2:2. Zanchius, Op. III 537 enz. Het scheppen gaat nu in onderhouden over. Beide zn in de Schrift zoo wezenlk onderscheiden, dat ze als arbeid en rust tegenover elkander kunnen worden geplaatst. En z zn toch ook zoo innig verwant en verbonden, dat het onderhouden zelf een scheppen kan heeten, Ps. 104:30, 148:5, Jes. 45:7, Am. 4:13. De onderhouding is immers zelve ook een Goddelk werk, niet minder groot en heerlk dan de schepping. God is geen Deus otiosus, H werkt altd, Joh. 5:17, [2] en de wereld heeft geen bestand in zichzelve. Van het oogenblik van haar ontstaan af bestaat ze alleen in en door en tot God, Neh. 9:6, Ps. 104:30, Hd. 17:28, Rom. 11:36, Col. 1:15, Hebr. 1:3, Op. 4:11. Ofschoon onderscheiden van zn wezen, is ze in haar bestaan nooit onafhankelk; onafhankelkheid ware niet-zn. De gansche wereld met alwat in haar is en geschiedt, staat onder Gods bestuur; zomer en winter, dag en nacht, vruchtbare en onvruchtbare jaren, licht en duisternis, alles is zn werk en wordt door Hem geformeerd, Gen. 8:22, 9:14, Lev. 26:3v., Deut. 11:12v., Job 38, Ps. 8, 29, 65, 104, 107, 147, Jer. 3:3, 5:24, Mt. 5:45 enz. De Schrift kent geen onafhankelk schepsel; het ware eene tegenspraak in zichzelve. God zorgt voor alle schepselen, voor dieren, Gen. 1:30, 6:19, 7:2, 9:10, Job 38:41, Ps. 36:7, 104:27, 147:9, Jol 1:20, Mt. 6:26 enz., en inzonderheid ook voor menschen. H ziet hen allen, Job 34:21, Ps. 33:13, 14, Spr. 15:3, formeert hun aller hart en let op al hunne werken, Ps. 33:15, Spr. 5:21; z zn allen zner handen werk, Job 34:19, de armen en de rken, Spr. 22:2. H bepaalt aller woning, Deut. 32:8, Hd. 17:26, neigt aller hart, Spr. 21:1, bestuurt aller gangen, Spr. 5:21, 16:9, 19:21, Jer. 10:23 enz. doet met het heir des hemels en de inwoners der aarde naar zn welgevallen, Dan. 4:35. Z zn in zne handen als leem in de hand des pottebakkers, als eene zaag in de hand desgenen, die haar trekt, Jes. 29:16, 45:9, Jer. 18:5, Rom. 9:20, 21. Zeer bzonder gaat zn voorzienig bestuur nog over zn volk. Heel de geschiedenis van de aartsvaders, van Isral, van de gemeente, en van ieder geloovige is daarvoor ten bewze. Wat menschen hun ten kwade hebben gedacht, denkt God hun ten goede, Gen. 50:20; alle instrument, tegen hen bereid, zal niet gelukken, Jes. 54:17; zelfs de haren huns hoofds zn alle geteld, Mt. 10:30; alles werkt hun ten goede mede, Rom. 8:28. Zoo staat al het geschapene in de macht en onder het bestuur Gods; beide, toeval en noodlot, zn der Schrift onbekend, Ex. 21:13, Spr. 16:33. Het is God, die alles werkt naar den raad van zn wil, Ef. 1:11, en alles dienstbaar maakt aan de openbaring zner deugden, aan de eere zns naams, Spr. 16:4, Rom. 11:36. Dit alles vat de Schrift op schoone wze daarin saam, dat z telkenmale van God spreekt als van een Koning, die alle dingen regeert, Ps. 10:16, [3] 24:7, 8, 29:10, 44:5, 47:7, 74:12, 115:3, Jes. 33:22 enz. God is een Koning, de Koning der koningen en de Heere der heeren; een Koning, die in Christus een vader is voor zne onderdanen, en een Vader, die tevens koning is over zne kinderen. Alwat er onder schepselen, in dieren- en menschen- en engelenwereld, in gezin en maatschapp en staat gevonden wordt van zorge voor, van liefde tot, van bescherming van den een door den ander, is eene zwakke afschaduwing van Gods voorzienig bestel over alle werken zner handen. Zne volstrekte macht en zne volmaakte liefde zn het eigenlk object van het voorzienigheidsgeloof in de H. Schrift. ......Buy Now (To Read More)

Product details

Ebook Number: 68527
Author: Bavinck, Herman
Release Date: Jul 15, 2022
Format: eBook
Language: Dutch
Publisher: J. H. Bos
Publication Date: 1898
Publisher Country: Netherlands